Kijkend naar het verleden kunnen we zeggen dat de coronacrisis zeker zes jaar duurt. Dat zegt Marnix Eysink Smeets, lector Publiek Vertrouwen in Veiligheid bij Hogeschool Inholland Rotterdam. Dat is lang als je denkt aan alle onrust, ongenoegen en onzekerheden. Hoe ga je als overheid hiermee om vanuit communicatieperspectief? Eysink Smeets reflecteert. 

‘Ik zie dat onze samenleving deze eeuw om de zes jaar geschokt is door een majeure crisis. Dat begin rond 2002 met de combi van 9/11 en de moord op Fortuyn, in 2008 volgde de financiële crisis en we waren daar nog maar net uit of we werden in 2014/15 geschokt door de aanslagen van IS en de vluchtelingencrisis. In 2020, opvallend genoeg weer zes jaar, later kregen we te maken met corona. In elk van die crises was er sprake van nieuwe dreigingen die angst en onzekerheden opriepen en daardoor ook diepe sporen in de samenleving achterlieten. Je kunt daarom de coronacrisis niet goed begrijpen als je niet ook de voedingsbodem meeweegt die, als het ware laag-op-laag, tijdens die eerdere crisis is ontstaan. 

Marnix Eysink Smeets, Lector Publiek Vertrouwen in Veiligheid bij Hogeschool Inholland Rotterdam
Marnix Eysink Smeets, Lector Publiek Vertrouwen in Veiligheid bij Hogeschool Inholland Rotterdam

Gevoel van controle neemt af

Na 2008 worden we ons bovendien meer bewust van existentiële dreigingen. Niet alleen op het gebied van economie, ook angst voor de gevolgen van de klimaatverandering komt op. In het kielzog van de financiële crisis wordt de tweedeling groter. Terwijl het aantal dreigingen toeneemt, neemt het gevoel van controle af. De overheid trekt zich terug. Je krijgt het concept van zelfredzaamheid, de verzorgingsstaat wordt deels afgebroken. Mensen voelen zich minder veilig, het ongenoegen neemt toe. We schrikken er ook van hoe grenzeloos, internationaal en kosmopolitisch de wereld geworden is. Dit maakt de wereld voor een deel van de mensen ook complex. En als reactie hierop ontstaat een tegenbeweging van meer nationalisme en populisme. En is er meer sprake van activisme; Metoo en BLM komen op. 

Deze bagage nemen we mee als we de coronacrisis ingaan. Wat we nu zien gebeuren, borduurt deels voort op de lagen die al eerder zijn gelegd. Dat verleidt tot denken “Zou deze crisis wellicht ook zes jaar gaan duren?” en daarop is mijn antwoord: “Ga er maar vanuit”.’ 
 

Niet louter een gezondheidscrisis

‘Als je deze crisis louter definieert als een gezondheidscrisis, dan kom je misschien uit op anderhalf jaar. Maar ik definieer het als een andersoortige gezondheidscrisis. Niet als een gezondheidscrisis van het individu, maar van de samenleving. Je hebt de mentale gezondheid, de economische gezondheid, de sociale gezondheid et cetera. Die hebben allemaal een tik gekregen en dat blijft nog heel lang doorwerken. Als je alleen al kijkt naar de economische fall-out die je mag verwachten, dan ben je wel een paar jaar bezig. En die economische fall-out brengt over het algemeen ook een sociale fall-out met zich mee. Zo bezien ga je al aardig richting zes jaar.’ 

De middellange termijn

‘In de huidige aanpak lijken we alleen maar over de korte termijn te communiceren. Ik denk zelf steeds in drie termijnen, de komende paar weken, de komende paar maanden en de komende paar jaar. Over die eerste termijn communiceren we goed, maar juist de tweede en de derde hebben we echt nodig – ook al zijn deze door onzekerheden omgeven. 

Veel mensen hebben nu allerlei vragen. Hoe gaan we om met belangrijke momenten de komende tijd die we gewend zijn met zijn allen te vieren? Hoe gaan we om met de vakanties? Maar ook ondernemers willen graag weten waar ze aan toe zijn.

Dat we met elkaar goed de komende maanden doordenken is nu nog belangrijker dan ooit. Die periode wordt extra spannend, omdat het OMT juist nog een besmettingspiek verwacht in het voorjaar, net in de periode dat we normaal gesproken allerlei feestdagen hebben en het voorjaarsgevoel overheerst. Terwijl we steeds meer moeite beginnen te hebben met de beperkingen van ons sociale verkeer, ons vermogen om met stress en frustratie om te gaan en ook het vertrouwen in de aanpak en kabinet nemen stukje bij beetje af. En terwijl meningen steeds verder uiteen gaan lopen en we ook nog eens te maken krijgen met het verschil tussen gevaccineerden en niet gevaccineerden. Waarbij de gevaccineerden meer ruimte willen. Dat leidt tot extra spanning en daar moet je heel prudent mee omgaan.’

Als je in deze periode ‘de boel een beetje bij elkaar wilt houden’ zal je meer perspectief moeten bieden dan we op dit moment doen. Duidelijker moeten zijn over langs welke stappen (en wanneer) we de samenleving zich weer laten openen. De scenario’s die minister De Jonge onlangs aan de Tweede Kamer aanbood bieden daar een prima aanknopingspunt voor. Ik kan me heel goed voorstellen dat je op lokaal niveau het gesprek aangaat en probeert een soort tijdlijn uit te werken. Samen kijkt naar hoe de overgangsperiode van ‘opening up’ vormgeeft. Hoe je bijzondere momenten in die periode tóch leuk maakt. Hoe je kunt reguleren én samenbinden. En hoe je het gaat vieren als de beperkingen helemaal zijn weggevallen. Ga bijvoorbeeld met zijn allen werken aan de COVID-bevrijdingsdagen, want dan stel je iets in het verschiet. Mensen hebben behoefte aan iets waar ze zich op kunnen verheugen, perspectief. En dan sla je twee vliegen in een klap. Je geeft alvast iets om over te denken en aan te werken en ten tweede reguleer je het dat ontladingsmoment.

Lange termijn ketens doordenken

‘Ook als je kijkt naar de komende jaren kun je al goed inschatten wat je kunt verwachten. Ik maak gebruik van een alternatief coronadashboard, waarin ik de gezondheid van de samenleving ontrafel. Neem bijvoorbeeld onze mentale gezondheid, deze heeft een klap gekregen. We weten ook dat in economisch slechte tijden onze mentale gezondheid nog verder een tik krijgt. Mentale gezondheidsproblemen spelen dus niet alleen in de acute crisis, maar vormen de komende jaren een blijvertje. Hoe gaan we daarmee om? 

Of neem de economie. Sommige sectoren draaien heel goed, ander sectoren gaan het niet overleven. We weten honderd procent zeker dat er bijvoorbeeld in de retail veel ondernemers zullen omvallen. Want ze zaten al in de lijn van het opklimmen van de webshops, dat is nu enorm versneld. En het is niet zo dat we straks direct teruggaan naar de oude situatie. Maar winkels, zeker als je kijkt in kleinere plaatsen, hebben een belangrijke functie in het centrum. Dus het centrumlandschap gaat veranderen. Winkels hebben ook een belangrijke functie in de plaatselijke werkgelegenheid, de financiële gezondheid van gemeenten, sponsoring van allerlei maatschappelijke activiteiten, dat verandert ook. Zo kan je steeds ketens doordenken. En ik vind dat we dat nu al moeten doen.’
 

Wat dit betekent voor communicatie

‘Ik ben van mening dat interactieve, verbindende communicatie nu heel belangrijk is. Tweerichtingsverkeer. En ik geloof ook enorm in communicatie door handelen. Ik kan me heel goed voorstellen dat je een goed team samenstelt voor de lange termijn. Volgens mij zijn sommige gemeenten daar al mee bezig. Dat zo’n team met specifieke sectoren in de samenleving in gesprek gaat over de langere termijn. Wat zien we? Wat kunnen we verwachten? En hoe kunnen we dit gezamenlijk bijsturen? Empathie is daarin een heel belangrijk woord. Want er is in verschillende sectoren veel leed. Daar moet je wel echt open voor durven staan, je moet daarnaar durven luisteren. En dat vereist lef. 

Wat belangrijk is te realiseren is dat ons vertrouwen in de toekomst een lelijke deuk heeft gekregen. Dat drukt ook de collectieve sociale stemming. Terwijl we een positieve sociale stemming nou net nodig hebben om de gevolgen van deze crisis te boven te komen. Het stimuleren van die sociale stemming vind ik dan ook een belangrijke communicatieopgave. En dat onderstreept nog een keer het belang van het goed doordenken met elkaar over de langere termijn. Want op het moment dat men denkt “Aha, we hebben met elkaar bedacht over hoe het de komende jaren eruit zal zien, we zijn met elkaar bezig daar wat aan te doen”, geeft dat een gevoel van controle. En een groter vertrouwen in de toekomst.’